donderdag 2 september 2010

Het vreemde: juist Klink twijfelt over de islam

Toch best raar: Ab Klink, die zich nu terug getrokken heeft als onderhandelaar voor een kabinet met de PVV, is de enige prominente CDA-er die inhoudelijk iets vond van de islam. Voor hem heeft het christendom namelijk iets te bieden wat de islam niet kent; individuele verinnerlijking, geen dwang.

Waardoor zit het CDA nu zo in de problemen? Komt het door de confrontatiepolitiek van Wilders? Daar concentreren de media zich nu op. Maar het zit dieper. De PvdA, en later de VVD kwam in de problemen door Fortuyn. Nee, ook niet door Fortuyn, ook niet door Wilders, maar door het feit dat die partijen zich afzijdig hielden van de belangrijke kwestie die Nederland splijt: Die over de immigratie, de integratie en de islam. Is de islam een ideologie of een godsdienst? Over die vraag wil Rutte het ook nog niet eens hebben. Maar Rutte heeft nu wel een punt gemaakt over de immigratie.


Dat het dus niet gaat om Wilders, maar om de immigratie en om de islam, werd duidelijk gemaakt in dit stuk vandaag http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1415208.ece/Islam-kwestie_splijtzwam_binnen_partij in de Volkskrant.
Denken over de islam, daar doen ze bij de PvdA niet aan en bij de VVD dus ook niet. Dat valt nog te verdedigen omdat dat partijen zijn die zich per definitie buiten elke inhoudelijke kant over godsdienst houden.
Maar bij het CDA zou dat toch anders moeten liggen. Dat is een christelijke partij, en heeft dus een keuze gemaakt over godsdienst. Toch?
Bij de ChristenUnie wordt weldegelijk nagedacht over de inhoudelijke kanten van de islam, zij het dat het daar nogal het tobberige karakter heeft van ‘ik worstel en ga ten onder’.
De SGP is op dit onderwerp zeer helder. Van der Staaij in 2009:
„Groen van Prinsterer hield rekening met andersdenkenden. Maar hij leverde niet zijn eigen identiteit in. Nederland is geen land waar we de islam en het christendom op één lijn moeten stellen. Het wordt tijd dat we de multiculturele droom achter ons laten.”
Maar bij het CDA hangt een deken van stilte over het onderwerp. De enige die erover heeft nagedacht is… Ab Klink. Jaren geleden al.
In zijn inmiddels beroemde brief aan Verhagen en Bleker, die gisteren uitlekte benadrukt Klink keer op keer dat het hem dwarszit dat Wilders zal blijven doorgaan met diens verzet tegen de islamisering van de samenleving, ook in zijn rol van ‘gedoger’. Dat zit Klink kennelijk enorm hoog. Een steviger integratie- en immigratiebeleid, daar is Klink nog wel voor te porren. Maar niet als het samen zou moeten gaan met de ‘intenties’ van Wilders, en die intenties hebben alles te maken met de strijd van Wilders tegen de islam.
En dat dus terwijl Klink zelf ook zijn twijfels heeft over de islam. Hoe omfloerst ook verwoord.
Ik schreef hier eerder over.
Hieronder de relevante passages uit dat stuk van ruim een jaar geleden:
Het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, bracht, onder leiding van directeur Ab Klink -al sinds jaar en dag de dichtst verbonden ideologische vriend van Balkenende- in februari 2003 een rapport uit: ‘Investeren in integratie: Reflecties rondom diversiteit en gemeenschappelijkheid.’ Daarin schreef Klink een lang hoofdstuk over de islam: ‘Religie, islam en rechtsstaat: pijlers of hinderpalen.’
Allereerst geeft hij aan ervan bewust te zijn dat er een probleem ligt in de Nederlandse samenleving, en hij weet dat helder te formuleren:
“De vraag naar de verenigbaarheid van de islam met de democratie en met het cultuur- en godsdienstpluralisme van westerse samenlevingen heeft natuurlijk ook alles te maken met het besef dat het aantal moslims in de westerse wereld sterk is toegenomen en nog verder zal groeien. Het Westen krijgt de komende decennia bovendien te maken met de gevolgen van de vergrijzing en ontgroening en met de behoefte aan arbeidsmigranten. Arbeidsmigratie, gezinsvorming en -hereniging zullen in landen van de Europese Unie blijven zorgen voor de instroom van mensen met andere culturele achtergronden. Daarbij komt dat de idee van een min of meer vanzelfsprekende secularisatie bij de tweede en derde generatie migranten geen opgeld doet.”
Een duidelijk probleem kortom. Dat vragen oproept over de aard van de islam. Klink schetst vervolgens de ontwikkeling die het christendom in zijn visie doormaakte in de loop der geschiedenis. Namelijk, in zijn woorden een van ‘verrinnerlijking van ethiek en geloof in het Evangelie.’ Het christendom ging een weg ‘die samenhing met het godsdienstige verzet tegen de juridisering van het christelijke geloof en tegen dwang inzake geloofsaangelegenheden.’ Dit proces was in Nederland belangrijker, zo stelt Klink, dan de Verlichting. Hij bestrijdt ‘met klem’ dat de islam ook door een geschiedenisperiode van de Verlichting zou moeten gaan, zoals bijvoorbeeld rechtsfilosofen als Paul Cliteur stellen.
De centrale vraag is dan natuurlijk: Heeft de islam zo’n proces van verinnerlijking en verzet tegen dwang in geloofsaangelegenheden door gemaakt? Dat proces namelijk, dat Klink zo positief beoordeelt? En zo niet, zou dat moeten gebeuren?
Maar op die vragen geeft Klink geen antwoord. Hij geeft een uitvoerige, zeg maar gerust oeverloze schets van stromingen en begrippen bij de islam, maar over het intrinsiek onderwerpende karakter van de islam, überhaupt, over de filosofie van de islam, zoals vastgelegd in de koran en andere voor de moslims essentiële geschriften, gaat Klink niet in. Ook over de onderdrukkende praktijk in moslimlanden laat hij zich niet of nauwelijks uit. Kortom, hij waagt hij zich niet aan normerende uitspraken over de islam. Zo algemeen, zo vaag blijft Klink dat hij tot geen enkele conclusie kan komen:
“Veel moslims zijn het erover eens dat geen enkel gebied kan worden afgebakend en tot verboden terrein is te verklaren voor de godsdienst. Dat zou het principe van eenmaking (tawhid: een kardinale islamitische deugd) schenden. Daarom is de politiek voor vrome moslims wat christenen een sacrament zouden noemen. Het is een activiteit die ze moeten heiligen, opdat zij een kanaal wordt voor het goddelijke. De overheid moet zich op de religie oriënteren en de daarin geïncorporeerde wetten tot gelding brengen. Maar dat gebeurt anderzijds weer niet volledig ongedifferentieerd. Niet elk gebod, of elke morele regel is maatgevend voor het publieke leven, voor de overheidssfeer. Handelingen van moslims zijn immers te verdelen in vijf categorieën: van verboden, afgeraden, indifferent, tot aanbevolen of verplicht. Daarom ook kent de islam van oudsher meestal wel een vorm van scheiding tussen de staatsmacht en de religieuze autoriteiten, ook al waren banden soms nauw.”
Ja, zegt Klink eigenlijk steeds, het is bij de islam wel een beetje dit, maar ook een beetje dat. Waar hij bij het christendom een grote ontwikkeling schetst, daar laat hij dit bij de islam volkomen na. En waarom? Dat legt hij niet uit. Ja, er zijn islamhervormers, zegt hij. Maar wie ze zijn, wat ze vinden, en wat hun invloed is op de islam als geheel, daar worden we bij Klink niks wijzer van. Op irritante wijze houdt hij zich ook hier weer aan de oppervlakte:
“Tal van invloedrijke moslims bepleiten een moderne vormgeving van de strekking van de islamitische rechtstraditie. Zij willen afstand nemen van de middeleeuwse rechtscasuïstiek. Volgens hen liggen de Koran en mensenrechten in elkaars verlengde. Er dient gelet te worden op de strekking en doelstellingen in plaats van op de letter van gewijde teksten. Reformistische denkers wijzen erop dat het begrip sjaria oorspronkelijk geen wet, maar eerder gids betekent. Zij dient niet zozeer juridisch, alswel ethisch-religieus te worden opgevat. Daarmee komen theocratische aanspraken te vervallen en is er ruimte en een basis voor vrijheidsrechten. Er is dan een morele ruimte voor vallen en opstaan, voor persoonlijke verantwoordelijkheid: een ruimte die niet wordt geminimaliseerd via een af¬dwingbare religieuze plichtencatalogus. In het verlengde daarvan pleiten moderne moslims voor een westerse islam.”
Klink heeft het graag over ‘stromingen’ in de islam, en hij benadrukt daarmee dat er niet één islam bestaat. Hij houdt daarmee het beeld diffuus. Dat is iets wat alle cultuurrelativisten graag doen, om de polemiek uit de weg te gaan. Over de essentie van de islam als ideologie, schrijft Klink met geen woord, over stromingen en verschillen des te meer. Wel laat hij doorschemeren dat er overall van een modernisering van de islam toch niet echt sprake is. Maar op dwangmatige wijze meent hij dit dan weer onmiddellijk te moeten relativeren. Weer is het bij Klink een beetje dit en een beetje dat als het over de islam gaat:
“Het beeld van de islam in het Westen wordt momenteel sterk bepaald door de theocratische en zelfs extremistische ambities van spraakmakende stromingen in de islam en door degenen met een fundamentalistische geloofsopvatting. Feit is dat met name de afgelopen decennia de sterk gegroeide fundamentalistische islam een factor van betekenis is geworden. Er is sprake van een re-islamisering in politieke zin. Deze re-islamisering is voor een groot deel een reactie op de ontmoeting en soms de confrontatie tussen de westerse cultuur enerzijds en de cultuur van de islam anderzijds. Het is echter slechts één reactie. Ook al gaan stromingen soms vloeiend in elkaar over, toch is het van belang goed te blijven onderscheiden tussen de manieren waarop de islamitische cultuurkring met het modernisme omgaat.”
Interessant is het verder dat Klink er al over filosofeert dat in wijken en steden waar meer moslims wonen, er door de staat aanpassingen voor de islam getroffen moeten worden:
“Verder valt niet uit te sluiten dat er ooit praktische redenen zijn om -bijvoorbeeld in een wijk of stad die goeddeels wordt bevolkt door moslims- speciale regelingen te treffen voor een gezamenlijke vrije dag.”
Een CDA voorstel dat, voor zover mij bekend, tot geen enkele opwinding in de media of bij de politiek heeft geleid. Sowieso gunt Klink moslims in Nederland heel veel vrijheden:
“In de persoonlijke levenssfeer komt dit erop neer dat moslims (en aanhangers van andere religies) zich volgens hun voorschriften moeten kunnen kleden. Voor eigen rituelen rond huwelijk, begrafenissen, etc., voor eigen inzichten omtrent rolverhoudingen tussen man en vrouw, voor ritueel slachten en dergelijke moet zonder meer ruimte zijn, zolang zij geen inbreuk maken op fundamentele rechten en plichten en op de openbare orde.”
Over dit alles ontstond geen maatschappelijk debat. Gemakkelijk kon zo de indruk ontstaan dat het christelijke CDA best wel zijn bedenkingen kon hebben over de islam. Maar niets is minder waar. Het CDA onthoudt zich van kritiek op de islam in zijn algemeenheid, en geeft moslims alle ruimte. Verder worden er door Klink al voorstellen gedaan, over bijvoorbeeld afwijkende vrije dagen in moslimwijken en steden, waar we in Nederland nog niet eens aan toe zijn. Het CDA, kortom, gaat diep door de knieën, en legt de loper alvast uit voor de muzelmannen.
Overigens krijg je de indruk dat Klink persoonlijk weldegelijk bedenkingen heeft over de islam. Alleen hij durft die niet uit te spreken. Zo schreef hij in 2006 een curieus essay dat werd opgenomen in de bundel Ongewenste Goden. De publieke rol van religie in Nederland. De lange titel van dit essay luidt, voor Klink’s doen zelfs nogal dwingend: ‘De onverenigbaarheid van geloof en dwang. Eerder dan Verlichting moet de islam een Reformatie ondergaan.’ Welaan. Echter, het hele stuk gaat alleen over die Reformatie. Over de islam zegt Klink niks. Alleen roept hij de kerken op tot een dialoog met de islam over het thema ‘Reformatie’. Kon het vrijblijvender? Alleen helemaal aan het einde, zegt Klink iets, wat je, met heel veel goede wil, zou kunnen opvatten als kritiek op de islam:
“De onverenigbaarheid van geloof en dwang is een van de kernwaarden. Religies die deze waarde van binnenuit hoog houden, mogen wat mij betreft weer ‘in’ zijn.”
Tja, zou je zeggen, als je dat echt meent, ab Klink, dat ‘de onverenigbaarheid van geloof en dwang’  een van de ‘kernwaarden’ is, ben je dan niet eigenlijk juist een sympatisant van Wilders? Je zou het toch moeten zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten